Selecties

Dermatologie

  • onychomycose (vingernagels): indien orale behandeling noodzakelijk is, zoals bij patiënten met een hoog infectierisico (diabetes mellitus, behandeling of ziekte met een immunosuppressief effect) en alleen na mycologische bevestiging.

Motivatie

MOTIVATIE VOOR DE SELECTIE

  • Complicaties bij onychomycose zijn zeldzaam en medicamenteuze behandeling is alleen gerechtvaardigd als er een hoog risico op infectie is.
  • De beschikbare gegevens over de werkzaamheid hebben voornamelijk betrekking op terbinafine en itraconazol. Een klinisch en esthetisch bevredigende respons wordt waargenomen bij slechts ongeveer de helft van de behandelde patiënten.
  • Aangezien, vooral bij ouderen, de risico’s op interacties en ongewenste effecten hoog zijn, moet men het voorschrijven beperken tot de situaties met het hoogste risico en niet behandelen om louter esthetische redenen.
  • BAPCOC stelt voor dat alleen microbiologisch bevestigde onychomycose bij patiënten met diabetes type 2 of immunosuppressie behandeld zou moeten worden (met orale therapie).
  • Bij de keuze van de molecule (terbinafine voor onychomycose van de voet en itraconazol voor onychomycose van de hand), moet ook rekening worden gehouden met de individuele kenmerken van de patiënt.

Indicatie
Onychomycose (voorwaardelijke selectie)
Criteria voor
de selectie
Werkzaamheid +
Veiligheid
Gebruiksgemak
Prijs
Expert
consensus
+


Dosering

Er is geen dosisaanpassing nodig bij ouderen.
De harde capsule in zijn geheel doorslikken, direct na een volledige maaltijd.
  • onychomycose van de vingernagels: pulstherapie (in totaal 2 pulsen):
    • 1 puls = 400 mg p.d. in 2 doses gedurende 1 week, daarna 3 weken geen itraconazol

In geval van nierfalen

  • De orale biologische beschikbaarheid van itraconazol kan lager zijn bij patiënten met nierinsufficiëntie.

Delen en pletten

  • delen
  • pletten: capsule openen + inhoud niet pletbaar, maar gebruik handschoenen en mondmasker

​zie ook: www.pletmedicatie.be: pletfiches

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN

  • Houd rekening met de grotere prevalentie van polymedicatie bij ouderen, evenals een hoger risico op nier- of leverfalen dat rechtvaardigt:
    • nauwgezette controle en eventueel aanpassing van de dosis en
    • alertheid voor interacties van geneesmiddelen, afhankelijk ven de individuele chronische behandeling van de patiënt
  • Omwille van de verminderde resorptie van itraconazol bij een verlaagde maag-pH (bv. bij chronische PPI-therapie) wordt geadviseerd de capsule in te nemen met een drank waarvan de pH < 3 (bv.gewone cola).

De rubrieken hieronder verwijzen naar de geneesmiddelgroep waartoe het hier beschreven geneesmiddel behoort, indien deze beschikbaar zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium.

Ongewenste effecten

  • Fluconazol, mogelijk ook met itraconazol, posaconazol en voriconazol: verlenging van het QT-interval, met risico van torsades de pointes (voor de risicofactoren voor torsades de pointes in het algemeen, zie Inl.6.2.2. QT-verlenging en torsades de pointes).
  • Fluconazol: gastro-intestinale last, rash, stijging van de leverenzymen.
  • Isavuconazol: gastro-intestinale last, stijging van de leverenzymen, dyspneu, hoofdpijn, hypokaliëmie, huiduitslag, reactie ter hoogte van de injectieplaats.
  • Itraconazol: gastro-intestinale last, rash, hepatotoxiciteit, hoofdpijn, neuropathie, hartfalen.
  • Miconazol: nausea en braken, diarree bij langdurige behandeling. Verstikking door gebruik van de orale gel bij zuigelingen en jonge kinderen is gerapporteerd [zie Folia september 2012].
  • Posaconazol en voriconazol: koorts, hoofdpijn, gastro-intestinale last, stijging van de leverenzymen, perifeer oedeem, hematologische stoornissen, visusstoornissen, tromboflebitis ter hoogte van de injectieplaats.
  • Voriconazol: fotosensibilisatie (vooral bij langdurige behandeling).

Interacties

  • Toename van het effect van vitamine K-antagonisten.
  • Fluconazol (mogelijk ook itraconazol, posaconazol en voriconazol): verhoogd risico van torsades de pointes bij associëren met andere geneesmiddelen die het risico van QT-verlenging verhogen (zie Inl.6.2.2. QT-verlenging en torsades de pointes).
  • Voriconazol: flucloxacilline leidt tot subtherapeutische plasmaconcentraties van voriconazol bij de helft van de patiënten.
  • Itraconazol: verminderd resorptie van itraconazol door PPI's door de veranderde maag-pH [zie Folia april 2024].
  • Fluconazol is een substraat van CYP2C9 en CYP2C19, en een inhibitor van CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4 (zie Tabel Ic. in Inl.6.3.), met o.a. een toename van het effect van vitamine K-antagonisten.
  • Isavuconazol is een substraat van CYP3A4, een inhibitor van CYP3A4 en P-gp (zie Tabel Ic. in Inl.6.3. en Tabel Id. in Inl.6.3.).
  • Itraconazol is een substraat en inhibitor van CYP3A4 en van P-gp (zie Tabel Ic. in Inl.6.3. en Tabel Id. in Inl.6.3.).
  • Miconazol is een inhibitor van CYP2C9 (zie Tabel Ic. in Inl.6.3.) met o.a. toename van het effect van vitamine K-antagonisten.
  • Posaconazol is een inhibitor van CYP3A4 en substraat van P-gp (zie Tabel Ic. in Inl.6.3. en Tabel Id. in Inl.6.3.).
  • Voriconazol is een substraat van CYP2C19 en CYP3A4, en een inhibitor van CYP2B6, CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4 (zie Tabel Ic. in Inl.6.3.), met o.a. toename van het effect van vitamine K-antagonisten.

Contra-indicaties

Prijstabel