Selecties
Zenuwstelsel
- Delirium: bij angst met wanen of hallucinaties en bij hevige motorische onrust.
- Gedragsproblemen bij dementie:
- Enkel na falen van een niet-medicamenteuze aanpak of indien het gedrag een gevaar vormt voor de patiënt zelf of de omgeving*.
- De behandeling wordt zo kort mogelijk gehouden, en bij aanvang dient een tentatieve stopdatum (binnen 3 maanden) te worden voorzien.
- Regelmatige evaluatie is vereist.
- Keuze tussen haloperidol en risperidon, afhankelijk van de patiëntenkarakteristieken.
*zie Toolbox – Gedragsproblemen bij dementie
Motivatie
Delirium
Gedragsproblemen bij dementie
- De werkzaamheid van antipsychotica voor de behandeling van BPSD blijkt zeer beperkt. Er is weinig evidentie voor een klinisch relevant effect op lange termijn (meer dan drie maanden).
- Op grond van de gepubliceerde onderzoeken over werkzaamheid en bijwerkingen kan geen duidelijke voorkeur worden gegeven voor een bepaald middel.
- Het meeste onderzoek, is gebeurd met haloperidol en risperidon.
| Indicatie |
Delirium | Gedragsproblemen bij dementie |
Criteria voor de selectie | Werkzaamheid | | |
Veiligheid | +/- | +/- |
Gebruiksgemak | | |
Prijs | | |
Expert consensus | + | + |
Dosering
Begin met een zo laag mogelijke dosis, bouw langzaam op, evalueer regelmatig de risico-batenverhouding en houd de behandelingsduur zo kort mogelijk.
Bij leverinsufficiëntie: de startdosis halveren en langzaam opbouwen.
De hier gegeven dosis is slechts een leidraad en moet individueel aangepast worden.
-
Aanvangsdosis: 0,5 mg tot 1 mg per dag in 1 of 2 giften (druppels of comprimés).
-
Indien nodig de dosis verhogen na 4 tot 7 dagen tot een maximale dosis van 5 mg per dag (in meerdere giften).
-
Bij stabiele toestand: geleidelijk de dosis verminderen.
-
Bij één inname per dag: inname ‘s avonds.
-
Druppels kunnen opgelost worden in vloeistof.
-
I.M. toediening: 0.5 tot 5 mg/dag.
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik
BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN
- Antipsychotica hebben in het kader van gedragsstoornissen bij dementie een negatieve risico-baten balans, zelfs indien er een psychotische component is. De werkzaamheid is heel beperkt. Indien toch gebruikt, moeten de behandelingsduur zo kort mogelijk en de dosis zo laag mogelijk gehouden worden, en de noodzaak voor het voortzetten van de behandeling moet regelmatig worden geëvalueerd. Bij de aanvang van de behandeling dient een tentatieve stopdatum te worden voorzien binnen de 3 maanden.
- De dosering die hier gegeven wordt, is alleen als leidraad bedoeld, en moet individueel aangepast worden, op basis van het klinisch antwoord, het optreden van extrapiramidale ongewenste effecten en de graad van sedatie. Bij epilepsiepatiënten kan het noodzakelijk zijn de dosis van de anti-epileptica aan te passen, vermits haloperidol de epilepsiedrempel kan verlagen. De dosis aanpassen bij lever-of nierinsufficiëntie.
- Vóór het starten van de behandeling wordt de medische toestand geëvalueerd en wordt er een cardiovasculaire risico-inschatting gemaakt. Vervolgens wordt de behandeling gestart, rekening houdend met het type dementie, de comorbiditeiten en het cardiovasculaire risico van de patiënt.
- Bij lage dosis is geen ECG-monitoring nodig. Bij dosissen boven 2 mg is inschatting van het individuele risico op torsade de pointes en EKG-controle aangewezen voorafgaand aan het opstarten van de medicatie en na het bereiken van de Tmax (Tmax haldol 2-6u). Bij een verlengd QT dient de dosis verminderd te worden. Bij een QT boven 500 ms of een verlenging van meer dan 60 ms ten opzichte van de baseline dient men het antipsychoticum te verminderen of te stoppen.
- In verband met de metabole effecten is regelmatige opvolging van gewicht, bloeddruk en bepaalde metabole parameters (glykemie, lipiden) aanbevolen.
- Rekening houden met het risico van vallen en de gevolgen hiervan. Stoppen bij voorgeschiedenis van vallen of valneiging.
- Bij verbetering van de gedragsstoornissen dient het antipsychoticum geleidelijk afgebouwd te worden.
- Bij acute agressie/agitatie worden de antipsychotica gestopt van zodra de situatie terug genormaliseerd is.
- Bij niet-acuut probleemgedrag wordt het voorschrijven beperkt tot 12 weken zonder symptomen. Om de drie maanden wordt geprobeerd de medicatie af te bouwen of te stoppen (sommige gedragingen verminderen bij progressie van de ziekte).
- Het afbouwen van antipsychotica dient te gebeuren in combinatie met niet-medicamenteuze interventies (zoals meer sociale contacten, meer beweging…):
- Halveer de dosis om de twee weken tot een lage dosis (haldol 2 mg). Na twee weken op een lage dosis kan de behandeling worden gestopt.
- Volg de patiënt initieel wekelijks, daarna maandelijks tot 4 maanden na het stoppen van het antipsychoticum.
- Voorzichtigheid is geboden tijdens een hittegolf: stoornissen in de thermoregulatie zijn mogelijk.
-
"Start low, go slow" en herevalueer na 3-7 dagen de werkzaamheid en ongewenste effecten.