Selecties

Zenuwstelsel

  • Gedragsstoornissen bij dementie:
    • Enkel na falen van een niet-medicamenteuze aanpak of indien het gedrag een gevaar vormt voor de patiënt zelf of de omgeving*.
    • De behandeling wordt zo kort mogelijk gehouden, en bij aanvang dient een tentatieve stopdatum (binnen 3 maanden) te worden voorzien.
    • Regelmatige evaluatie is vereist.
    • Keuze tussen risperidon en haloperidol, afhankelijk van de patiëntenkarakteristieken.

*zie Toolbox – Gedragsproblemen bij dementie

Motivatie

  • De werkzaamheid van antipsychotica voor de behandeling van BPSD blijkt zeer beperkt​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​​ en er is weinig evidentie voor een klinisch relevant effect op lange termijn (meer dan drie maanden).
  • Op grond van de gepubliceerde onderzoeken over werkzaamheid en bijwerkingen kan geen duidelijke voorkeur worden gegeven voor een bepaald middel.
  • Het meeste onderzoek, is gebeurd met haloperidol en risperidon.

Indicatie
Gedragsproblemen bij dementie
Criteria voor
de selectie
Werkzaamheid
Veiligheid +/-
Gebruiksgemak
Prijs
Expert
consensus
+


Dosering

Begin met een zo laag mogelijke dosis, bouw langzaam op, evalueer regelmatig de risico-batenverhouding en houd de behandelingsduur zo kort mogelijk.
Bij leverinsufficiëntie de startdosis halveren en langzaam opbouwen.
De hier gegeven dosis is slechts een leidraad en moet individueel aangepast worden.
  • startdosis: 0,25 mg 2 x per dag
  • indien nodig individueel verhogen in stappen van 0,25 mg 2 x per dag, rekening houdend met een interval van ten minste 2 dagen, tot een maximum 1 mg, 2 x per dag.

In geval van nierfalen

  • Bij nierinsufficiëntie de startdosis halveren en langzaam opbouwen.

Delen en pletten

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN

  • Antipsychotica hebben in het kader van gedragsstoornissen bij dementie een negatieve risico-baten balans, zelfs indien er een psychotische component is. De werkzaamheid is heel beperkt. Indien toch gebruikt, moeten de behandelingsduur zo kort mogelijk en de dosis zo laag mogelijk gehouden worden, en de noodzaak voor het voortzetten van de behandeling moet regelmatig worden geëvalueerd. Bij de aanvang van de behandeling dient een tentatieve stopdatum te worden voorzien binnen de 3 maanden.
  • De dosering die hier gegeven wordt, is alleen als leidraad bedoeld, en moet individueel aangepast worden, op basis van het klinisch antwoord, het optreden van ongewenste effecten en de graad van sedatie. De dosis aanpassen bij lever-of nierinsufficiëntie.
  • Vóór het starten van de behandeling wordt de medische toestand geëvalueerd en wordt er een cardiovasculaire risico-inschatting gemaakt. Vervolgens wordt de behandeling gestart, rekening houdend met het type dementie, de comorbiditeiten en het cardiovasculaire risico van de patiënt.
  • Bij lage dosis is geen EKG-monitoring noodzakelijk. Bij dosissen boven 2 mg is inschatting van het individuele risico op torsade de pointes en EKG-controle aangewezen voorafgaand aan het opstarten van de medicatie en na het bereiken van de Tmax (Tmax risperidon 1-2u). Bij een verlengd QT dient de dosis verminderd te worden. Bij een QT boven 500 ms of een verlenging van meer dan 60 ms ten opzichte van de baseline dient men het antipsychoticum te verminderen of te stoppen.
  • In verband met de metabole effecten is regelmatige opvolging van gewicht, bloeddruk en bepaalde metabole parameters (glycemie, lipiden) aanbevolen.
  • Rekening houden met het risico van vallen en de gevolgen hiervan. Stoppen bij voorgeschiedenis van vallen of valneiging.
  • Bij voorgeschiedenis van leukopenie of neutropenie: controle van de witte bloedcellen de eerste paar maanden. Stop risperidon bij significante daling van het aantal leukocyten zonder andere oorzaak. Staak de behandeling bij ernstige neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 × 109/L).
  • Bij verbetering van de gedragsstoornissen dient het antipsychoticum geleidelijk afgebouwd te worden:
    • Bij acute agressie/agitatie worden de antipsychotica gestopt van zodra de situatie terug genormaliseerd.
    • Bij niet-acuut probleemgedrag wordt het voorschrijven beperkt tot 12 weken zonder symptomen. Om de 3 maand proberen af te bouwen of te stoppen (sommige gedragingen verminderen bij progressie van de ziekte).
  • Het afbouwen van antipsychotica dient te gebeuren in combinatie met niet-medicamenteuze interventies (meer sociale contacten, meer beweging...):
    • Halveer de dosis om de twee weken tot een lage dosis (risperidon 2 mg). Na twee weken op een lage dosis mag gestopt worden.
    • Volg de patiënt initieel wekelijks, daarna maandelijks tot 4 maanden na het stoppen van het antipsychoticum.
  • Voorzichtigheid tijdens een hittegolf: stoornissen in de thermoregulatie zijn mogelijk.
  • "Start low, go slow" en herevalueer na 3-7 dagen de werkzaamheid en ongewenste effecten.

De rubrieken hieronder verwijzen naar de geneesmiddelgroep waartoe het hier beschreven geneesmiddel behoort, indien deze beschikbaar zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium.

Ongewenste effecten

  • Zie 10.2. Antipsychotica
  • Zeer frequente metabole ongewenste effecten: gewichtstoename (vooral in de eerste maanden van de behandeling), dyslipidemie; hyperglykemie die frequenter optreedt met clozapine en olanzapine dan met andere antipsychotica.
  • Aripiprazol: ook zelden compulsieve gedragsstoornissen (bv. gokverslaving, hyperseksualiteit, overmatig eten).
  • Cariprazine: ook visuele stoornissen (cataract) en gastro-intestinale stoornissen. Akathisie lijkt zich vaker voor te doen dan met andere antipsychotica.
  • Clozapine (geneesmiddel met nauwe therapeutisch-toxische marge): ook agranulocytose; anticholinerge effecten (zie Inl.6.2.3. Anticholinerge ongewenste effecten).
  • Clozapine (en zelden ook quetiapine, risperidon en ziprasidon): myocarditis (tijdens de eerste behandelingsweken) en cardiomyopathie.
  • Olanzapine met vertraagde afgifte: postinjectiesyndroom met sedatie (van lichte sedatie tot coma), delirium, extrapiramidale symptomen, onduidelijke spraak, ataxie, agressie, duizeligheid, zwakte, hypertensie en convulsies. Een observatietijd van 3 uur na injectie wordt geadviseerd [zie Folia november 2018].
  • Quetiapine en clozapine: ook ischemische colitis.

Interacties

Contra-indicaties

  • Zie 10.2. Antipsychotica
  • Clozapine (geneesmiddel met nauwe therapeutisch-toxische marge): ook hartlijden, neutropenie, agranulocytose, beenmergdepressie, alcoholische of toxische psychose, niet-gecontroleerde epilepsie; ernstige nierinsufficiëntie, acuut leverlijden, ernstige leverinsufficiëntie (SKP).
  • Olanzapine in depotpreparaat (ter hoogte van de specialiteit aangeduid als “verlengde afgifte”): ook ischemisch hartlijden, ritmestoornissen, hypotensie; ernstige nierinsufficiëntie (SKP).
  • Sertindol: ernstige leverinsufficiëntie (SKP); hypokaliëmie, of -magnesiëmie; hartfalen, cardiale hypertrofie, aritmie of bradycardie; verlengd QT-interval.

Prijstabel