Selecties

Zenuwstelsel

  • Gegeneraliseerde angststoornis, bij ernstig lijden en disfunctioneren van de patiënt of wanneer de niet-medicamenteuze aanpak faalt.
  • Ernstige depressie: eerste keuze, in combinatie met psychotherapie.

Motivatie

Ernstige depressie

  • Bij ernstige depressie wordt aanbevolen te behandelen met een antidepressivum in combinatie met psychotherapie.
  • Bij ouderen is een SSRI de eerste keuze, behalve in specifieke situaties waarin TCA's de voorkeur genieten (bij gelijktijdige behandeling met NSAID’s of anti-aggregantia, bij patiënten met een voorgeschiedenis van gastro-intestinale bloedingen of bij (risico op) hyponatriëmie).

Gegeneraliseerde angststoornis

  • De behandeling is voornamelijk niet-medicamenteus (cognitieve gedragstherapie).
  • SSRI's zijn effectief gebleken en hebben enkel een plaats bij ernstig lijden en disfunctioneren van de patiënt of wanneer de niet-medicamenteuze aanpak faalt.

Sertraline keuze:

  • Er is weinig verschil in werkzaamheid tussen de verschillende SSRI’s
  • Citalopram en sertraline zijn het best onderzocht specifiek bij ouderen en hebben de minste risico op geneesmiddeleninteracties. Ze zijn daarom bij oudere personen, met vaak polyfarmacie een goede keuze.
  • Sertraline heeft de voorkeur op citalopram wegens het risico op QT verlenging bij citalopram.
  • Sertraline heeft ook geen verhoogd risico op onttrekkingsverschijnselen bij het stoppen ervan.
  • Omwille van het gunstige bijwerkingenprofiel wordt sertraline geselecteerd.

Indicatie
Ernstige depressie – 1ste keuze in associatie met psychotherapie Gegeneraliseerde angststoornis (voorwaardelijke selectie)
Criteria voor
de selectie
Werkzaamheid + +
Veiligheid + +
Gebruiksgemak
Prijs
Expert
consensus
+ +


Dosering

Inname van de comprimés in 1 dagelijkse gift op om het even welk tijdstip en onafhankelijk van voedselinname.

  • Startdosis: 25 mg p.d. in 1 dosis, na 1 week te verhogen naar 50 mg p.d, bij onvoldoende therapeutisch effect (dit wordt duidelijk na 6 tot 8 weken): de dosis verhogen tot een maximale dosis van 100 mg per dag.
  • Bij voldoende therapeutisch effect wordt de behandeling ten minste 6 tot 12 maanden verdergezet na remissie.
  • Bij het stopzetten is het aangeraden de dosis geleidelijk te verminderen (zie Tools – afbouwen van antidepressiva ; zie ook Folia juni 2022 Handvaten voor het afbouwen van antidepressiva).

In geval van nierfalen

  • Geen dosisaanpassing nodig.

Delen en pletten

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN

Voorzichtigheid is geboden:

  • Bij patiënten met (voorgeschiedenis van) epilepsie.
  • Bij patiënten met ziekte van Parkinson (extrapiramidale verschijnselen).
  • Bij gebruik van diuretica (thiaziden, lisdiuretica):
    • rekening houden met het risico van hyponatriëmie, wat kan leiden tot verwardheid en convulsies.
    • Bepaal na een week na het starten het natriumgehalte of eerder bij symptomen van hyponatriëmie/risico op elektrolytstoornissen.
  • Bij risico op vallen en de gevolgen hiervan (breuken, wonden,...), zeker indien dit gecombineerd wordt met andere psychotrope medicatie.
    • Sertraline wordt best gestopt bij een voorgeschiedenis van vallen of valneiging.
  • Bij leverinsufficiëntie (dosisaanpassing aangewezen).
  • Bij diabetespatiënten (regelmatige controle van de glyckemie en eventuele aanpassing van de behandeling).
  • Bij hittegolf (kan de effecten van een hitteslag versterken).

De rubrieken hieronder verwijzen naar de geneesmiddelgroep waartoe het hier beschreven geneesmiddel behoort, indien deze beschikbaar zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium.

Ongewenste effecten

  • Zie 10.3. Antidepressiva
  • Gastro-intestinale ongewenste effecten (nausea, diarree, ...): frequent.
  • Centrale ongewenste effecten (hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid, agitatie, sedatie, ...): frequent.
  • Extrapiramidale verschijnselen zoals beven.
  • Priapisme: (es)citalopram, fluoxetine, paroxetine, sertraline [zie Folia oktober 2021].
  • Langdurige seksuele stoornissen, ook na stopzetten van de SSRI’s [zie Folia maart 2020].
  • Compulsief gedrag (gokverslaving, compulsief koopgedrag) [zie Folia juni 2020].
  • Hyponatriëmie, vooral bij ouderen of bij inname van diuretica.
  • Serotoninesyndroom bij hoge doses of associëren met andere serotonerge geneesmiddelen (zie Inl.6.2.4. Serotoninesyndroom).
  • Bloedingen vooral ter hoogte van de huid en van de mucosa, bv. van het maag-darmstelsel [zie Folia april 2005].
  • Paroxetine: ook anticholinerge effecten (zie Inl.6.2.3. Anticholinerge ongewenste effecten).
  • Citalopram en escitalopram: ook verlenging van het QT-interval, met risico van torsades de pointes (zie Inl.6.2.2. QT-verlenging en torsades de pointes); maculopathie.

Interacties

  • Zie 10.3. Antidepressiva
  • Verhoogd risico van bloeding bij associëren met antitrombotische middelen, NSAID's of acetylsalicylzuur.
  • Verhoogd risico van hyponatriëmie bij associëren met diuretica.
  • Verhoogd risico van de extrapiramidale ongewenste effecten van antipsychotica.
  • Verhoogd risico van serotoninesyndroom bij associëren met andere middelen met serotoninerge werking (zie Inl.6.2.4. Serotoninesyndroom).
  • Paroxetine: ook verhoogd risico van anticholinerge ongewenste effecten bij associëren met andere middelen met anticholinerg effect.
  • Citalopram en escitalopram: ook verhoogd risico van torsades de pointes bij associëren met andere geneesmiddelen die het risico van QT-verlenging verhogen (zie Inl.6.2.2. QT-verlenging en torsades de pointes).
  • De SSRI's zijn substraten en inhibitoren van de CYP-iso-enzymen (zie Tabel Ic. in Inl.6.3.); ze verschillen onderling in hun inhiberend effect op de CYP-iso-enzymen, maar de klinische relevantie van sommige van deze interacties is niet duidelijk.
    • Citalopram, escitalopram en sertraline zijn substraten van CYP2C19 en inhibitoren van CYP2D6; citalopram en sertraline zijn daarenboven substraten van P-gp (zie Tabel Id. in Inl.6.3.).
    • Fluoxetine is een substraat van CYP2D6 en inhibitor van CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 en CYP3A4.
    • Fluvoxamine is een substraat van CYP2D6 en inhibitor van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 en CYP3A4.
    • Paroxetine is een substraat en inhibitor van CYP2D6, en een substraat van P-gp.

Contra-indicaties

Prijstabel